Examples of using "'perfect'" in a sentence and their dutch translations:
Dat is perfect.
Niemand is perfect.
Perfect.
Perfect.
Het is perfect.
Het is perfect.
Niemand is perfect.
Hij is niet volmaakt.
Alles is perfect.
Dat is perfect.
- Uw Engels is perfect.
- Haar Engels is perfect.
- Niemand is perfect.
- Niemand is ferpect.
- Niemand is perfect.
- Niemand is volmaakt.
- Het is volkomen logisch.
- Het klinkt heel zinvol.
- Dat is volkomen logisch.
Perfecte omstandigheden voor een hinderlaag.
- Oefening baart kunst.
- Succes wordt met consistentie bereikt.
Alles is perfect.
Tom is perfect.
Het was perfect!
Je was perfect.
Het was perfect.
God is volmaakt.
Dit is perfect.
Ik ben niet perfect.
Is het niet perfect?
Het is bijna perfect.
- Ze was perfect.
- Zij was perfect.
Tom was perfect.
- Uw Engels is volmaakt goed.
- Uw Engels is perfect.
Zijn Engels is perfect.
Alles zal perfect zijn.
Zijn alibi leek perfect.
Het klinkt heel zinvol.
Toms Frans is perfect.
- Jouw Frans is perfect.
- Uw Frans is perfect.
- Jullie Frans is perfect.
Het is de ideale gelegenheid.
De timing is perfect.
Alleen God is perfect.
De landing was perfect.
Toms plan is perfect.
Het weer was geschikt om te oogsten.
We zijn niet perfect,
Het paste precies.
Wie van ons is perfect?
Honger maakt rauwe bonen zoet.
Dit was de ideale gelegenheid.
Tom is een feilloze heer.
Dat nummer is perfect.
Het was een perfecte ochtend.
Latijn is een perfecte taal.
We dachten dat het perfect was.
Tom is verre van perfect.
Hij is verre van perfect.
Tom en Maria zijn niet perfect.
Het is verre van perfect.
Je hebt perfect werk verricht.
Dit is de perfecte plek.
De aarde is geen volmaakte bol.