Examples of using "Is " in a sentence and their dutch translations:
Het leven is mooi.
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
- Het leven is mooi.
- Het leven is prachtig!
Iedereen is aan het slapen.
Hij is ziek.
Het is zoals het is.
Is daar iemand?
- Is het waar?
- Is dat zo?
- Is dat waar?
Oorlog is vrede. Vrijheid is slavernij. Onwetendheid is kracht.
Is het erg?
Is iedereen oké?
Is Tom gewond?
Is dat zo?
Waar is hij?
Tom is gedreven.
Tom is aantrekkelijk.
Is Tom gek?
- Kerstmis nadert.
- Kerstmis komt eraan.
Is dat waar?
- Slaapt ze?
- Is ze aan het slapen?
Is het genoeg?
- Is het gevaarlijk?
- Is dat gevaarlijk?
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
Tom is uitgeput.
Is iedereen oké?
Is daar iemand?
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
- Alles is in orde.
- Alles is prima.
Is dat waar?
- Iedereen slaapt.
- Iedereen is aan het slapen.
Tom is in de war.
Het is waar dat ze jong is, maar ze is wijs.
Klopt dat?
Het is bijna kerst.
Tom is gek.
Het is zo geweldig simpel.
is dat liberale democratie gebroken is.
Zaken zijn zaken.
Iedereen is klaar.
Alles is voorbij.
"Wie is dat?" "Dat is Jim."
Slaapt hij?
- Dit is Japan.
- Hier is Japan.
Daar is hij.
Dit is ondraaglijk!
Hij is ziek.
- Ze heeft ongelijk.
- Hij heeft ongelijk.
Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
Is ze Japans?
- Ben jij 't?
- Ben jij dit?
Is iedereen klaar?
Mag dat?
- Alles kan.
- Alles is mogelijk.
- Tom is schichtig.
- Tom is brutaal.
- Is alles in orde?
- Is alles goed?
Wat is hemoglobine?
Is dat duidelijk?
Tom maakt grappen.
Ze is vriendelijk.
- Doet het ertoe?
- Telt dit?
- Is dat belangrijk?
Is er iemand gewond?
Tom is knap.
- Daar is hij.
- Daar heb je hem.
Ben jij het?
Gebeurt er iets?
Iedereen is uniek.
Is dat zo?
Tom is gevoelig.
Dit is van mij.
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
Wat is geluk?
De winter is in aantocht.
- Is het waar?
- Is dat zo?
- Is dat waar?
De wetenschap is lang, het leven is kort.
Hij is hier!
Kennis is macht.
Wat is dat?
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
- Het is bijna kerst.
- Kerstmis nadert.
- Kerstmis komt eraan.
Het is van jou?
Hij rent.
Is dit Frans?