Translation of "Next  " in Dutch

Next!

Volgende!

- Who is next?
- Who's next?

Wie is de volgende?

- Maybe next time!
- Maybe next time.

Misschien de volgende keer!

- Tom is next.
- Tom is next up.
- Tom is up next.

- Tom is de volgende.
- Hierna is Tom aan de beurt.

- See you next week!
- Until next week.
- See you next week.

- Tot volgende week!
- Tot volgende week.

What's next?

wat is het volgende dan?

I'm next.

Het is mijn beurt.

- See you next week!
- See you next week.
- I'll see you next week.

Tot volgende week!

- See you next week!
- See you next week.

Ik zie je volgende week.

- Whose turn is it next?
- Who is next?

Wie is de volgende?

What happens next?

Wat gebeurt er daarna?

Choose "Next episode."

...kies dan 'Volgende aflevering'.

The next generation.

...de nieuwe generatie.

Next person, please.

- De volgende persoon a.u.b.
- De volgende, alstublieft.

Maybe next time.

Misschien de volgende keer!

Until next year!

Tot volgend jaar!

Until next week.

Tot volgende week.

What happened next?

- Wat gebeurde er daarna?
- Wat is er daarna gebeurd?

Until next time.

Tot de volgende keer.

Who is next?

Wie is de volgende?

Maybe next time!

Misschien de volgende keer!

Tom is next.

Tom is de volgende.

We're up next.

Wij zijn hierna aan de beurt.

- We are moving next month.
- We're moving next month.

We verhuizen volgende maand.

- I am moving next month.
- I'm moving next month.

Ik verhuis volgende maand.

- It'll work next time.
- It will work next time.

Het zal volgende keer werken.

- I am leaving next week.
- I'm leaving next week.

Ik vertrek volgende week.

- School starts next Monday.
- School will start next Monday.

De school start de volgende maandag.

- Be more careful next time.
- Be careful next time.

Wees voorzichtig de volgende keer.

- I am moving next month.
- Next month, I'm going to move.
- I'm moving next month.

Volgende maand ga ik verhuizen.

- See you next year!
- We'll see each other next year!

Tot volgend jaar!

- I cannot come next week.
- I can't come next week.

Ik kan volgende week niet komen.

- We are moving next month.
- We're moving house next month.

We verhuizen volgende maand.

- I'll take the next bus.
- I'll catch the next bus.

Ik zal de volgende bus nemen.

- He lives next door to us.
- He lives next door.

Hij woont hiernaast.

- I'll turn thirty next week.
- I'll be thirty next week.

Volgende week word ik dertig jaar.

- Whose go is it?
- Whose turn is it next?
- Whose turn is it?
- Who is next?
- Who's next?
- Who's going to be next?

- Wie is de volgende?
- Wie is aan de beurt?

Next defense is doom.

De volgende uitvlucht is onheil.

The next question is:

is de volgende vraag:

Classes begin next Tuesday.

De lessen beginnen volgende week dinsdag.

My turn comes next.

Hierna kom ik aan de beurt.

It's your turn next.

Hierna is het jouw beurt.

Keep next Sunday free.

Hou volgende zondag vrij.

School starts next Monday.

De school start de volgende maandag.

See you next week!

Tot volgende week!

I live next door.

- Ik woon hiernaast.
- Ik woon ernaast.

It'll work next time.

Het zal volgende keer werken.

See you next week.

Tot volgende week.

Tom lives next door.

Tom woont hiernaast.

Try harder next time.

Doe de volgende keer meer je best.

Who's the next candidate?

Wie is de volgende kandidaat?

He lives next door.

Hij woont naast ons.

Classes begin next week.

De lessen beginnen volgende week.

Be careful next time.

Wees voorzichtig de volgende keer.

My birthday's next week.

Mijn verjaardag is volgende week.

Take the next bus.

Neem de volgende bus.

- I am taking French next year.
- I'm taking French next year.

Volgend jaar ga ik Frans volgen.

- There is always a next time.
- There's always a next time.

Er is altijd een volgende keer.

- It may freeze next week.
- We might have frost next week.

Volgende week gaat het misschien vriezen.

- I will come earlier next time.
- Next time I'll come earlier.

Ik zal de volgende keer eerder komen.

- Next year I'll go abroad.
- I am going abroad next year.

Volgend jaar ga ik naar het buitenland.