Examples of using "”en" in a sentence and their dutch translations:
- Ik begrijp het niet.
- Ik snap het niet.
- Ik begrijp het niet.
- Dat snap ik niet.
- Ik snap het niet.
- Ik kan het niet.
- Ik kan niet.
Ik weet het niet.
Ik lees niet.
- Ik weet het niet.
- Ik weet niet.
- Weet ik niet.
Ik kan mijn handschoenen niet vinden.
- Ik begrijp het niet.
- Dat snap ik niet.
- Ik snap het niet.
- Ik weet het niet.
- Ik weet niet.
Ik weet het niet.
Ik geloof dat niet.
Ik begrijp Tom niet.
Dat weet ik niet.
- Ik weet het niet.
- Ik weet niet.
Ik geloof het niet!
- Ik begrijp jullie vraag niet.
- Ik begrijp uw vraag niet.
Nee, ik begrijp het niet.
Ik hou niet van koffie.
Ik woon niet in Finland.
Dat weet ik niet.
Ik versta geen Duits.
Ik kan niet eten.
- Ik versta muziek niet.
- Ik begrijp de muziek niet.
Ik kan niet dansen.
Ik ben geen dokter.
Nee, ik ben niet gek.
Ik ben geen ochtendmens.
Ik kan niet vliegen.
- Ik kan mijn handschoenen niet vinden.
- Ik vind mijn handschoenen niet.
Ik vind wiskunde niet leuk.
Ik ben geen vegetariër.
Ik hou niet van appels.
- Ik ken u niet.
- Ik ken je niet.
- Ik heb helemaal geen angst.
- Ik heb geen greintje angst.
Ik was helemaal niet bang.
Ik ben geen profeet.
Ik vond het niet leuk.
Ik vertrouw niemand, zelfs Tom niet.
Ik kan niet eten.
Ik weet het niet meer.
Ik heb geen tijd.
- Ik heb niet gelogen.
- Ik loog niet.
Ik ook niet.
- Ik kan niet komen.
- Ik kan niet.
Ik zal niet te laat komen.
Ik heb het niet begrepen.
Ik date niet.
Ik zing niet.
- Dat zal me een worst zijn.
- Mij maakt het niet uit.
- Dat maakt mij niets uit.
- Dat kan mij niets schelen.
- Het kan me niet schelen.
- Het maakt me niet uit.
- Het interesseert me niet.
Ik begrijp het niet.
- Geen kommentaar
- Geen commentaar.
- Zonder commentaar.
- Ik weet het niet.
- Weet ik niet.
Ik heb niets gezegd.
Ik drink geen koffie.
Ik kon niet stoppen met lachen.
Ik verwijt u dat niet.
Ik weet het nog niet.
- Ik spreek geen Frans.
- Ik ken geen Frans.
Ik kan het niet herinneren.
Ik kan het niet geloven!
Ik drink niet.
Ik geloof dit niet.
Ik drink geen koffie.
Ik woon niet in Finland.
Ik slaap niet goed.
Ik ken hem niet.
Ik geloof het niet!
Ik kan hem niet uitstaan.
Ik haat haar niet.
Ik versta geen Frans
Ik ben geen tiener.
Ik ben geen toerist.
Ik zal niet stil zijn.
Ik ben geen spion.
Ik ben niet rijk.
- Ik hoop dat ik je niet stoor.
- Ik hoop dat ik u niet stoor.
- Geen idee.
- Weet ik niet.
- Ik kan geen Frans spreken.
- Ik ken geen Frans.
Ik spreek geen Japans.
Ik mag hem niet.