Examples of using "« À" in a sentence and their dutch translations:
- Tot zo meteen!
- Tot binnenkort!
- Tot straks!
- Tot gauw!
- Tot zo meteen!
- Tot binnenkort!
- Tot straks!
- Tot gauw!
- Tot zo.
Vraag het opnieuw aan Tom!
- Tot morgen in de school.
- Tot morgen op school.
- Tot straks!
- Tot gauw!
- Het is etenstijd.
- Aan tafel!
Hun beurt.
Tot morgen.
Het is te nemen of te laten.
Hou afstand.
Sla rechtsaf.
- Op uw gezondheid!
- Proost!
- Gezondheid!
- Op je gezondheid!
- Proost! Gezondheid!
dat ik nauwelijks kon ademhalen.
Tot morgen in de bibliotheek.
- Tot later!
- Tot later.
Het is te nemen of te laten.
- Tot weerziens!
- Doei.
- Ciao.
Om zeven uur ga ik naar school.
Ik ben op tijd op school gekomen.
Ik ben op tijd op school gekomen.
- Hoe laat vertrekt ge naar school?
- Hoe laat ga je naar school?
- Tot ziens!
- Tot kijk.
- Tot weerziens!
- Doei.
Gezondheid!
- We bereikten het station tijdig.
- We bereikten het station op tijd.
- Ik ga lopend naar school.
- Ik ga te voet naar school.
Klaar voor de start... ...later.
een man, een vrouw,
Klaar voor de start, later.
en zich terug te trekken in Valencia ...
mee te doen aan wetenschapswedstrijden,
"Hulp, hulp!" riep ze.
- Rechts houden.
- Blijf rechts.
Ga naar school.
Tom gaat te voet naar school.
Hij gaat met de fiets naar school.
Help!
Het begon te gieten.
Ik kan het moeilijk geloven.
Kom binnen.
Tot uw dienst.
Ik kan het nauwelijks geloven.
Begin met schrijven.
- Begin te rennen.
- Begin te lopen.
Blijf zoeken.
- Blijf rennen.
- Blijf lopen.
Blijf vechten.
- Ik ga lopend naar school.
- Ik ga te voet naar school.
Ze gaat te voet naar school.
Gezondheid!
- Blijf zoeken.
- Blijf kijken.
Wees op tijd.
- Het is te nemen of te laten.
- Graag of niet.
- Of je het leuk vindt of niet.
Opnieuw beginnen.
Geef Tom antwoord.
Blijf ademen.
In die tijd woonden ze in Nagojo.
Mayuko gaat naar school met de fiets.
Goedenavond allemaal.
Denk aan hen.
Betaal op tijd!
Denk aan haar.
Laten we naar binnen gaan.
Begin met zingen.
Sla linksaf!
- Begin te studeren.
- Begin met studeren.
- Ga studeren.
Blijf praten!
- Blijf liggen.
- Blijf laag.
Schiet naar links.
Schiet naar rechts.
- Begin met graven.
- Begin te graven.
- Start met graven.
Blijf spelen.
- Begin met zoeken.
- Begin te zoeken.
Agent neergeschoten!
Blijf gaan.
Wees een goede toehoorder.
Het begon fel te regenen.
Masako gaat gewoonlijk te voet naar school.
- Hoe vaak ga je naar het buitenland?
- Hoe vaak gaat u naar het buitenland?
- Hoe vaak gaan jullie naar het buitenland?
- We bereikten het station tijdig.
- We bereikten het station op tijd.
Gewoonlijk ga ik met de fiets naar school.
Neem plaats aan tafel.
- Vraagt u het eender wie.
- Vraag maar aan wie dan ook.
Tom was afgelopen kerst alleen thuis in Boston.