Examples of using "Van a" in a sentence and their dutch translations:
- Waar is jouw huis?
- Waar is uw huis?
- Waar is jullie huis?
Waar is de kassa?
- Wij hebben uw hulp nodig.
- We hebben jouw hulp nodig.
- We hebben jullie hulp nodig.
- Hoe is het met uw familie?
- Hoe gaat het met je gezin?
Waar is het busstation?
Waar is het postkantoor?
- Waar is het toilet?
- Waar is de wc?
- Waar is de badkamer?
Waar is het café?
Waar is je bagage?
Waar is mijn hoed?
Waar is het treinstation?
Waar is het strand?
Waar is de lift?
Waar is de apotheek?
Waar is het treinstation?
- Waar is het toilet?
- Waar is de plee?
- Waar is de wc?
Er zit een vlieg in de koffie.
Dit is een postkantoor, en dat een bank.
Het schilderij hangt scheef.
Waar is de dichtstbijzijnde apotheek?
Tom is alleen in de keuken.
- Mijn kamer is op de vierde verdieping.
- Mijn woning is op de vierde verdieping.
- Mijn appartement is op de vierde verdieping.
Sorry, maar waar is de bibliotheek?
Waar is de uitgang?
- Wanneer is het jouw verjaardag?
- Wanneer is je verjaardag?
Is de bank open?
Waar is de brievenbus?
Waar is de bushalte?
Wat zit er in de doos?
Morgen ben ik jarig.
Waar is mijn horloge?
Waar is de bus?
Waar is de tandpasta?
Heb je het geld?
Hoe gaat het met je vrouw?
Is je man thuis?
Waar is de bibliotheek?
Waar is het postkantoor?
Hebben schildpadden tanden?
Waar is het treinstation?
Ik heb een woordenboek in mijn hand.
Is er een telefoon in de buurt?
Hoe gaat het met je zus?
Waar is uw huis?
Hoe gaat het met je gezin?
Waar is mijn hond?
- Mijn brein is vol.
- Mijn hersenen zijn vol.
Hoe laat ontbijten we?
Waar is het loket?
Waar is het brood?
Heb je onze hulp nodig?
Is je man thuis?
Er staat een hond op de brug.
Waar is het museum?
Waar is de kat?
Waar is jullie kamer?
Waar is je kamer?
Waar is mijn geld?
Waar is de boter?
- Jouw gulp staat open!
- Uw gulp staat open!
Waar is mijn thee?
Waar is mijn telefoon?
Wanneer is de begrafenis?
- Vandaag ben ik jarig.
- Ik ben jarig vandaag.
Waar is de keuken?
Jouw tas staat open.
Is er een ziekenhuis dichtbij?
- Ik heb je advies nodig.
- Ik heb jouw advies nodig.
Waar is de luchthaven?
Waar is de badkamer?
- Waar is m'n bril?
- Waar is mijn bril?
Uw hond is hier.
- Vandaag is het uw verjaardag.
- Vandaag is je verjaardag.
- Er is een kat in de keuken.
- In de keuken is een kat.
Wanneer is uw verjaardag?
Wij hebben uw hulp nodig.
Mijn appartement is niet ver van hier.
De vakantie is nu voorbij.
Waar is mijn kam?
- Waar is mijn man?
- Waar is mijn echtgenoot?
Waar is het hotel?
Waar is mijn gezin?
Waar is het ziekenhuis?