Examples of using "себе»" in a sentence and their dutch translations:
Houd het.
Wauw.
- Om het even.
- Het zal wel.
- Wel ja, toe maar!
- Da's niet gek!
Kan je je dat voorstellen?
Ik had het over mezelf.
Kies een boek uit voor jezelf!
Hij delft zijn eigen graf.
- Hou de rest maar.
- Hou het wisselgeld maar!
Ze vond het leuk over zichzelf te praten.
Ik moet mijn hemd strijken.
Vertel ons wat over jezelf.
Luister naar jezelf.
Je mag het boek houden.
- Hemeltjelief!
- Tjonge-jonge!
- Jeminee!
- Mijn hemel!
- Allemachtig!
- Goeie hemel.
- Wel verdorie.
- Potjandorie.
Da's niet gek!
Kun je het je voorstellen?
Wij maakten ons eten klaar.
Zozo, niets speciaals.
Maria heeft haar eigen lunch bereid.
- Dat kan ik me wel voorstellen.
- Dat kan ik me voorstellen.
Ga iets anders vinden om te doen.
Mary kocht een microscoop voor zichzelf.
Je mag het huis houden.
Ze nodigde me uit bij haar thuis.
Tom kocht zichzelf een nieuwe sportauto.
Ik ben niet echt zeker van mijzelf.
Ze zijn niet lief voor zichzelf.
Ik kocht dus een Minecraft server
Dat was geen goede eerste indruk.
en we daagden onszelf uit.
Ik moet mijn hemd strijken.
Het zal wel.
Hij heeft een goed fototoestel gekocht.
Ik heb mijn ticket al gekocht.
Tom brak zijn beide benen.
Je hebt een dure jas gekocht.
Hij zal zichzelf niet vergeven.
Rot op!
Hij delft zijn eigen graf.
Kan ik een hond voor mezelf kopen?
Je hebt een nieuw huis gekocht.
Vertel ons wat over jezelf.
De onderneming werkt met verlies.
- Kan ik dit houden?
- Mag ik dit houden?
Ik zal dat boek zelf houden.
Stel je een wereld voor zonder oorlog.
Tom spreekt zichzelf voortdurend tegen.
Hij zegt tegen zichzelf: "Ik ben heel gelukkig".
Tom nam nog een biertje.
Hij deed per ongeluk zout in zijn kopje koffie.
- Eerst moet je laten zien wat je kunt.
- Je moet jezelf eerst bewijzen.
Hij kan niet voor zichzelf zorgen.
Ik kan mij geen nieuwe auto veroorloven.
Hij woont alleen in het bos.
Iets om mezelf wat schattiger te laten lijken.
Nu kan ik voor mijzelf zorgen.
Ik zei tegen mezelf: dat is een goed idee.
Ze nodigde me uit bij haar thuis.
Niet iedereen kan zich een auto veroorloven.
Hij baande zijn weg doorheen de problemen.
Tom schonk zichzelf een glas whisky in.
Welke kleur heeft de auto die ze voor zichzelf gekocht heeft?
De kist bevatte gouden munten.
Tom heeft een hoge pet op van zichzelf.
Niet iedereen kan zich een auto veroorloven.
Ik heb zojuist in mijn vinger gesneden.
Ik praat niet graag over mezelf.
Ik viel en brak mijn arm.
Men moet voor zich zelf zorgen.
Wie te veel praat, schaadt zichzelf.
Mary deed de ring om haar vinger.
Ik maakte warme chocolademelk voor mezelf.
Als je zoveel eet, dan krijg je buikpijn hoor.
Ik haat mezelf niet.
Dat is onvoorstelbaar!
Tom kocht een nieuwe tandenborstel voor zichzelf.
- Hij wil zich een nieuw woordenboek aanschaffen.
- Hij wil een nieuw woordenboek aanschaffen.
- Hij wil een nieuw woordenboek kopen.
Hij kan het zich niet veroorloven.
- Je moet ophouden tegen jezelf te liegen.
- U moet ophouden tegen uzelf te liegen.
Wie denkt u wel dat u bent?
Tom kan zich geen jacht veroorloven.
Maria heeft nagellak gekocht.
Spreek je Swahili? Verdomme!
Je kunt je niet indenken hoe gelukkig ik ben.
Weet u zeker dat u het niet wilt houden?