Translation of "Shoppen" in English

0.006 sec.

Examples of using "Shoppen" in a sentence and their english translations:

- Ik haat winkelen.
- Ik haat shoppen.

I hate shopping.

- Ze is gaan shoppen.
- Ze is gaan winkelen.

She went shopping.

- We gaan morgen winkelen.
- Morgen gaan we shoppen.

We're going shopping tomorrow.

Heb je zin om morgen te gaan shoppen?

Would you like to go shopping tomorrow?

- Heb je zin om morgen te gaan shoppen?
- Heb je zin om morgen te gaan winkelen?

Would you like to go shopping tomorrow?