Translation of "Telefoneren" in English

0.005 sec.

Examples of using "Telefoneren" in a sentence and their english translations:

Waar kunnen we telefoneren?

Where can we make a phone call?

Ik moet even telefoneren.

I must make a call.

Hij hoorde haar telefoneren.

He heard her talking on her phone.

- De professor is aan het telefoneren.
- De leraar is aan het telefoneren.

The professor is making a phone call.

Is hij klaar met telefoneren?

Are you through with the phone?

Is telefoneren na 9 uur goedkoper?

- Is it cheaper to call after 9:00?
- Is it cheaper to call after nine?

"Mag ik telefoneren?" "Ja, doe maar."

"May I use the phone?" "Please feel free."

Mijn ouders telefoneren mij alle dagen.

My parents call me up every day.

Met wie was je aan het telefoneren?

Who were you speaking to on the phone?

Ze vroeg mij of ze kon telefoneren.

She asked me if she could use the phone.

Vraag hem alstublieft om naar mij te telefoneren.

Please ask him to call me.

Ik wil hem telefoneren, hebt ge zijn nummer?

I'd like to call him. Do you have his phone number?

- Ik moet even telefoneren.
- Ik moet een telefoontje doen.

I have to make a phone call.

- Ik wil naar mijn zoon telefoneren.
- Ik wil mijn zoon opbellen.

I want to phone my son.

- Mijn ouders telefoneren mij alle dagen.
- Mijn ouders bellen me iedere dag op.

My parents call me up every day.

- Ik wil hem telefoneren, hebt ge zijn nummer?
- Ik wil hem opbellen. Heb jij zijn nummer?

I want to contact him. Do you know his phone number?