Translation of "Dinsdag" in French

0.040 sec.

Examples of using "Dinsdag" in a sentence and their french translations:

Dinsdag?

Mardi ?

- Kom dinsdag, zo mogelijk.
- Kom als het kan dinsdag.

Viens mardi, si cela est possible.

"Is het maandag of dinsdag?" "Vandaag is het dinsdag."

« On est lundi ou mardi ? » « Aujourd'hui, on est mardi. »

- Dinsdag was het immers koud.
- Dinsdag was het zeker koud.

Il faisait vraiment froid mardi.

Heb je dinsdag tijd?

Es-tu libre le mardi ?

Is het al dinsdag?

Sommes-nous déjà mardi ?

Ben je dinsdag vrij?

Est-ce que tu es libre mardi ?

Overmorgen is het dinsdag.

Après-demain sera mardi.

Kom als het kan dinsdag.

Viens mardi, si cela est possible.

Ik verwacht dinsdag van je te horen.

J'attends des nouvelles de toi mardi.

Het is aan het regenen sinds dinsdag.

Il pleut depuis mardi.

Het gaat makkelijk worden dit werk voor dinsdag af te krijgen.

Finir le travail pour mardi sera du gâteau.

Een week heeft zeven dagen: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag.

Une semaine a sept jours : lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi et dimanche.

De dagen van de week zijn maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag.

Les jours de la semaine sont le lundi, le mardi, le mercredi, le jeudi, le vendredi, le samedi et le dimanche.

Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag zijn de zeven dagen van de week.

Lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi et dimanche sont les sept jours de la semaine.

- Ze kunnen maandag of dinsdag komen, maar niet woensdag of donderdag.
- Ze kunnen komen op een maandag of een dinsdag, maar niet op een woensdag of een donderdag.
- Ze kunnen 's maandags of dinsdags komen, maar niet 's woensdags of donderdags.

Ils peuvent venir le lundi ou le mardi, mais pas le mercredi ou le jeudi.

- Ze kunnen maandag of dinsdag komen, maar niet woensdag of donderdag.
- Ze kunnen 's maandags of dinsdags komen, maar niet 's woensdags of donderdags.

Ils peuvent venir lundi ou mardi, mais pas mercredi ou jeudi.

- Ze kunnen komen op een maandag of een dinsdag, maar niet op een woensdag of een donderdag.
- Ze kunnen 's maandags of dinsdags komen, maar niet 's woensdags of donderdags.

Ils peuvent venir le lundi ou le mardi, mais pas le mercredi ou le jeudi.