Examples of using "Homesick" in a sentence and their dutch translations:
Tom heeft heimwee.
Ik heb last van heimwee.
Ik heb heimwee.
Tom heeft heimwee.
Ik heb geen heimwee.
- Ik heb heimwee.
- Ik heb last van heimwee.
- Tom had heimwee.
- Tom kreeg heimwee.
Ik krijg heimwee.
Tom heeft heimwee.
Ik heb dikwijls heimwee.
We hebben een beetje heimwee.
Dus zo voelt heimwee.
Ik krijg heimwee als ik aan m'n familie denk.
Hij kwam niet terug vanwege heimwee, maar omdat hij bijna door zijn geld was.
Hij kwam niet terug vanwege heimwee, maar omdat hij bijna door zijn geld was.