Examples of using "Nephews" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb drie neefjes.
De muizen hebben geen kleinkinderen.
Ik heb twee neefjes.
Je neven en nichten delen 25% van je DNA met je.
Mijn zus heeft twee zoons, dus ik heb twee neven.
- Ik heb twee nichtjes.
- Ik heb twee neefjes.