Translation of "Peanut" in Dutch

He wants peanut butter.

Hij wil pindakaas.

I hate peanut butter.

Ik haat pindakaas.

Is that peanut butter?

Is dat pindakaas?

Sami likes peanut butter.

Sami houdt van pindakaas.

I'll make some peanut butter.

Ik zal wat pindakaas maken.

Do you like peanut butter?

- Lust je pindakaas?
- Hou je van pindakaas?
- Houden jullie van pindakaas?
- Houdt u van pindakaas?

This peanut butter is delicious.

Deze pindakaas is heerlijk.

I'll make peanut butter for him.

Ik zal pindakaas voor hem maken.

You like peanut butter, don't you?

- Jij houdt van pindakaas, nietwaar?
- U houdt van pindakaas, nietwaar?
- Jullie houden van pindakaas, nietwaar?

Seth ate chocolate and I, peanut butter.

Seth at chocolade en ik pindakaas.

What happened to all the peanut butter?

- Wat is er met alle pindakaas gebeurd?
- Wat is er met al de pindakaas gebeurd?

Can one of you peel this peanut for me?

Kan één van jullie deze doppinda voor me pellen?

- Tom is allergic to peanuts.
- Tom has a peanut allergy.

- Tom is allergisch voor pinda's.
- Tom heeft een pinda-allergie.

We need apples, oranges, bread and peanut butter from the supermarket.

We hebben appels, sinaasappels, brood en pindakaas nodig van de supermarkt.

If you want to become big and strong when you grow up, you have to eat a lot of spinach and peanut butter sandwiches.

Als je later groot en sterk wilt worden, moet je veel spinazie en boterhammen met pindakaas eten.