Examples of using "Jäi" in a sentence and their dutch translations:
Tom bleef.
Tom bleef achter.
- Wie is er gebleven?
- Wie bleef er?
Hij bleef alleen.
Tom ging met pensioen.
Tom bleef zitten.
Tom bleef achter.
Hij zit vast in het spinnenweb.
Enkele studenten waren achter gelaten.
Hij was bijna door een auto aangereden.
Misschien is de halsband achter een rots blijven haken.
Hij zit vast in een spleetje daar. We binden hem vast.
Ze is op heterdaad betrapt op het stelen van een ketting.
Tom stapte uit de trein.