Examples of using "Lähteä" in a sentence and their dutch translations:
Het is tijd om te gaan. Oké.
Ze kan beter gaan.
U mag gaan.
Ik kan niet gaan.
U kunt maar beter weggaan.
Ik moet gaan.
...is het tijd om naar de stad te gaan.
Je kan maar beter gaan.
Ik moet gaan.
Heb je zin om mee te gaan winkelen?
Heb je zin om mee te gaan winkelen?
Zal ik blijven of weggaan?
Je kan denk ik maar beter gaan.
De drang om naar huis te gaan was groot.
Waarom wil je vandaag weggaan?
Wil iemand een wandeling naar het strand maken?
Ik moet er echt vandoor.
Je hoeft niet meteen te gaan.
Ik moet nu gaan.
Vroeg opstaan is belangrijk in de woestijn.
Vroeg opstaan is belangrijk in de woestijn.
Vroeg opstaan is belangrijk in de woestijn.
Ik wil naar het buitenland.
- Je mag gaan.
- U mag gaan.
Je moet nu niet vertrekken.
Heb je zin om te gaan zwemmen?
We moeten meteen beginnen.
- Ik moet ervandoor.
- lk moet gaan.
- Ik moet weg.
Vanwege de storm kon het schip de haven niet verlaten.
Ik denk dat je nu beter gaat.
Ik heb geen zin om vanavond uit te gaan.
Als je op de foto in je paspoort begint te lijken moet je op vakantie gaan.
Waarom vertrekken als je het beste territorium van de stad hebt?
Ze zeiden tegen ons dat we vanwege de sneeuw naar huis mochten gaan.
Vroeg opstaan is belangrijk in de woestijn. Je kunt het heetste deel van de dag voor zijn.
Vroeg opstaan is belangrijk in de woestijn. Je kunt het heetste deel van de dag voor zijn.
Je kan maar beter gaan.
- Het is tijd om weg te gaan.
- Het is tijd om te vertrekken.
Ik heb geen zin om uit te gaan.