Examples of using "Ostit" in a sentence and their dutch translations:
Wat voor souvenirs heb je gekocht?
- Je hebt brood gekocht.
- U heeft brood gekocht.
- Jullie hebben brood gekocht.
- U kocht brood.
- Jij kocht brood.
- Jullie kochten brood.
Wat voor souvenirs heb je gekocht?
- Wat heb je gekocht?
- Wat heeft u gekocht?
- Wat hebben jullie gekocht?
Waarom heb je bloemen gekocht?
Waar heb je dat gekocht?
Waar heb je dat boek gekocht?
- Laat zien wat ge gekocht hebt.
- Laat me zien wat je gekocht hebt.
Waar heb je dat boek gekocht?
Waarom kocht je zo'n duur woordenboek?
„Waarom heb je dan een nieuwe laptop gekocht?” — „Ik kon de verleiding niet weerstaan!”
Welk boek heeft u gekocht?