Examples of using "Laissa" in a sentence and their dutch translations:
Zij liet me gaan.
Hij barstte in woede uit.
Hij liet zijn boeken op de grond vallen.
Ze liet haar tranen de vrije loop.
De regen ging over in sneeuw.
De leerkracht liet de jongen naar huis gaan.
- Hij liet zijn vermogen aan zijn zoon.
- Hij liet zijn fortuin aan zijn zoon na.
- Hij nam ontslag.
- Hij stopte ermee.
Ze liet haar gaan.
Hij liet het touw los.
Ze liet het raam openstaan.
Hij liet me gaan.
- Ze heeft mij laten gaan.
- Zij liet me gaan.
Hij liet het touw los.
De regen ging over in sneeuw.
Hij legde zijn pen neer en leunde achterover.
Hij liet het touw los.
Twee dagen later, bij Waterloo, liet Napoleon een groot deel van de tactische afhandeling van de strijd over