Examples of using "Marron" in a sentence and their dutch translations:
Die kat is bruin.
Zijn schoenen zijn bruin.
De kat is bruin.
Deze bloem is bruin.
Hij heeft bruine ogen.
Ik zou deze bruine das nemen.
Dat gebouw met het bruine dak is een kerk.
De kat is bruin.
Ik wil bruine schoenen, geen zwarte.
Ze hebben een bruine huid en zwart haar.
Wie is de vrouw met de bruine jas?
Onder die tafel zit een kleine bruine hond.