Examples of using "Ball" in a sentence and their dutch translations:
Vang de bal.
Hij kreeg de bal.
Gooi de bal terug naar mij.
Hij schopte de bal weg.
Ze sloeg hard op de bal.
Veel plezier op het bal!
De bal trof haar in het oog.
Ze heeft een bal gevonden in de tuin.
Hij schopte de bal in het doel.
Ik wierp de bal naar Tom.
Speel niet met de bal in deze kamer.
Hij vond een bal in de tuin.
Hou de bal met beide handen vast.
De bal trof haar in het oog.
Van een afstand ziet het eruit als een bal.
De scheidsrechter legde de bal op de stip.
Speel niet met de bal in deze kamer.
- De jongen sloeg de bal met zijn nieuwe knuppel.
- De jongen raakte de bal met zijn nieuwe knuppel.
De witte bol weegt evenveel als de rode.
Deze zeeleeuw kan een bal op zijn neus balanceren.
Laten we de bal aan het rollen brengen door onszelf voor te stellen.
Je moet op je tellen passen.
De bal is rond, en het spel duurt negentig minuten.
De wereld is een groot bal waar iedereen een masker draagt.
Als de bal je ergens anders dan op je hoofd of je handen raakt, ben je af.
Het is nu aan jou!