Examples of using "Bonbons" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heb aan elk kind drie snoepjes gegeven.
- Ik heb aan ieder kind drie snoepjes gegeven.
- Ik heb aan elk kind drie snoepjes gegeven.
- Ik heb aan ieder kind drie snoepjes gegeven.
Hoeveel snoepjes heeft Tom gisteren gegeten?
"Hoeveel snoepjes heeft Tom gisteren gegeten?" - "Een hele zak."
- Ik heb aan elk kind drie snoepjes gegeven.
- Ik heb aan ieder kind drie snoepjes gegeven.
U kunt een bericht achterlaten na de pieptoon of bonbons in onze brievenbus doen.
"Hoeveel snoepjes heeft Tom gisteren gegeten?" - "Hij moet een hele zak gegeten hebben, want er blijft niets meer over."