Examples of using "Dach" in a sentence and their dutch translations:
Het dak is lek.
Ze kwam van het dak af.
Kom van mijn dak af!
Het dak is lek.
Tom staat op het dak.
Het dak is erg laag.
Het dak van mijn huis is rood.
Ik heb het dak lichtblauw geverfd.
De kat is op het dak.
Het dak is door de storm beschadigd.
Ik zie een vogel op het dak.
Iedere keer als het regent, lekt het dak.
De boom is hoger dan het dak.
Er zit een witte duif op het dak.
Er wandelt een kat op het dak.
Hij had geen plek om te wonen.
Het dak is lek.
Het dak lekt op drie verschillende plekken.
Ik zag de maan boven het dak.
Toms huis heeft een lekkend dak.
We kunnen hier niet blijven. Het dak dreigt in te storten!
Dat gebouw met het bruine dak is een kerk.
Kijk naar het huis met het rode dak.
De kat klom zelf op het dak van mijn huis.
We kunnen hier niet blijven. Het dak dreigt in te storten!
Om te leven hebben we eten nodig, kleren, en een dak boven ons hoofd.
Vorige nacht hebben we van op het dak de sterren bekeken.
- Valt de volle maan 's nachts op het dak, dan worden alle boeren wakker.
- Valt de maan 's nachts op de daken, doet hij iedere boer ontwaken.
Ik hou van het huis met de dakkapel.
Het enige wat ze nu willen is een dak boven hun hoofd.
Het huis met het rode dak is het huis van mijn oom.
Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.
- Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.
- Beter een vogel in de hand, dan tien in de lucht.
Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.
We waren veel te verschillend, en onder eenzelfde dak leefde elk zijn eigen leven.
- Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.
- Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.
- Beter een vogel in de hand, dan tien in de lucht.
Morgen gooi ik voor de lol een watermeloen van het dak van een gebouw van vijf verdiepingen.