Examples of using "Pflanze" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben een sinaasappelboom aan het planten.
- Deze plant is eetbaar.
- Deze plant kan men eten.
- Deze plant is eetbaar.
- Deze plant kan men eten.
Deze plant kan men eten.
Er vliegen heel wat vlinders rond de plant.
Ik wil een plant aan mama geven.
Ik plant bonen in mijn tuin.
De plant heeft een ondergrondse steel.
Dit is een plant van het geslacht Schlumbergera truncata.
Als het wolfsmelk is, is drinken ervan dodelijk.
We hebben deze plant enkele weken lang nauwlettend geobserveerd.
Alle planten hebben water en licht nodig.
's Nachts zet ik mijn paprikaplantjes bij het open raam, zodat ze een beetje kunnen harden voor ik ze buiten poot, want ze hebben nu nog zulke dunne steeltjes.