Examples of using "Spaziergang" in a sentence and their dutch translations:
Hoe was je wandeling?
Ik ging wandelen.
We hebben samen een lange wandeling gemaakt.
Wil je wandelen?
Ik wandel elke morgen.
Vroeg in de morgen heb ik een wandeling gedaan.
Ik stelde voor te gaan wandelen.
Ga je een wandeling maken?
John maakte een wandeling langs de rivier.
Mijn benen deden pijn na de lange wandeling.
Wil je misschien gaan wandelen?
Wat vind je ervan om een wandeling te maken in het park?
Mijn vader heeft het te druk voor een wandeling.
Wil je een korte wandeling maken?
"Zin in een wandeling?" "Graag, waarom niet?"
Een wandeling door de frisse lucht zal je goed doen.
Mijn vader maakt iedere dag een wandeling.
Tijdens een wandeling in het park kwam ze toevallig haar oude vriendin tegen.
Ik had zin om te gaan wandelen.
We liepen langs de rivier.
Mijn vader wandelt in het park.
Maria en Tom besloten het nabijgelegen bos in te wandelen.
Ze is maar zes km naar het Westen... ...maar dit is geen simpele wandeling.
- Het leven is geen zoete krentenbol.
- Het leven gaat niet altijd over rozen.
- Het leven is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers.
Wil iemand een wandeling naar het strand maken?
Mijn vader maakt iedere dag een wandeling.
- Het leven is geen zoete krentenbol.
- Het leven gaat niet altijd over rozen.
- Het leven is niet al rozengeur en maneschijn.
- Het leven is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers.
- Het leven heeft pieken en dalen.
- Het leven is geen zoete krentenbol.
- Het leven gaat niet altijd over rozen.
- Het leven is niet al rozengeur en maneschijn.
- Het leven is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers.
- Het leven heeft pieken en dalen.