Translation of "Spaziergang" in Dutch

0.013 sec.

Examples of using "Spaziergang" in a sentence and their dutch translations:

Wie war dein Spaziergang?

Hoe was je wandeling?

Ich habe einen Spaziergang gemacht.

Ik ging wandelen.

Wir unternahmen einen langen Spaziergang.

We hebben samen een lange wandeling gemaakt.

- Hättest du Lust, einen Spaziergang zu machen?
- Würden Sie gerne einen Spaziergang machen?

Wil je wandelen?

Ich mache jeden Morgen einen Spaziergang.

Ik wandel elke morgen.

Frühmorgens habe ich einen Spaziergang gemacht.

Vroeg in de morgen heb ik een wandeling gedaan.

Ich schlug vor, einen Spaziergang zu machen.

Ik stelde voor te gaan wandelen.

- Gehst du spazieren?
- Machst du einen Spaziergang?

Ga je een wandeling maken?

Johann unternahm einen Spaziergang entlang des Flusses.

John maakte een wandeling langs de rivier.

Meine Beine schmerzten nach dem langen Spaziergang.

Mijn benen deden pijn na de lange wandeling.

- Würdest du gern spazieren gehen?
- Würden Sie gerne einen Spaziergang machen?
- Was haltet ihr von einem Spaziergang?

Wil je misschien gaan wandelen?

Was sagst du zu einem Spaziergang im Park?

Wat vind je ervan om een wandeling te maken in het park?

Mein Vater ist zu beschäftigt für einen Spaziergang.

Mijn vader heeft het te druk voor een wandeling.

Was hältst du davon, einen kleinen Spaziergang zu machen?

Wil je een korte wandeling maken?

„Was hältst du von einem Spaziergang?“ „Gerne, warum nicht.“

"Zin in een wandeling?" "Graag, waarom niet?"

Ein Spaziergang an der frischen Luft wird dir gut tun.

Een wandeling door de frisse lucht zal je goed doen.

- Vater geht jeden Tag spazieren.
- Vater macht jeden Tag einen Spaziergang.

Mijn vader maakt iedere dag een wandeling.

Bei einem Spaziergang im Park begegnete sie zufällig ihrer alten Freundin.

Tijdens een wandeling in het park kwam ze toevallig haar oude vriendin tegen.

- Ich hatte Lust auf einen Spaziergang.
- Ich hatte Lust, spazieren zu gehen.

Ik had zin om te gaan wandelen.

- Wir gingen den Fluss entlang.
- Wir machten einen Spaziergang den Fluss entlang.

We liepen langs de rivier.

- Mein Vater macht einen Spaziergang im Park.
- Mein Vater geht im Park spazieren.

Mijn vader wandelt in het park.

Maria und Tom beschlossen, einen Spaziergang in den nahe gelegenen Wald zu unternehmen.

Maria en Tom besloten het nabijgelegen bos in te wandelen.

Danach ist sie nur rund sechs Kilometer im Westen, aber das wird kein Spaziergang.

Ze is maar zes km naar het Westen... ...maar dit is geen simpele wandeling.

- Das Leben ist kein Zuckerschlecken.
- Das Leben ist kein Ponyhof!
- Das Leben ist kein Spaziergang.

- Het leven is geen zoete krentenbol.
- Het leven gaat niet altijd over rozen.
- Het leven is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers.

- Hat nicht jemand Lust, ans Meer zu gehen?
- Hat nicht jemand Lust zu einem Spaziergang ans Meer?

Wil iemand een wandeling naar het strand maken?

- Mein Papa geht jeden Tag spazieren.
- Vater geht jeden Tag spazieren.
- Vater macht jeden Tag einen Spaziergang.
- Mein Vater geht jeden Tag spazieren.

Mijn vader maakt iedere dag een wandeling.

- Das Leben ist kein Zuckerschlecken.
- Das Leben hat Hochs und Tiefs.
- Das Leben ist kein Ponyhof!
- Das Leben ist nicht leicht.
- Das Leben ist kein Spaziergang.

- Het leven is geen zoete krentenbol.
- Het leven gaat niet altijd over rozen.
- Het leven is niet al rozengeur en maneschijn.
- Het leven is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers.
- Het leven heeft pieken en dalen.

- Im Leben gibt es Höhen und Tiefen.
- Das Leben ist kein Zuckerschlecken.
- Das Leben hat Hochs und Tiefs.
- Das Leben ist kein Ponyhof!
- Das Leben ist nicht leicht.
- Das Leben ist kein Spaziergang.

- Het leven is geen zoete krentenbol.
- Het leven gaat niet altijd over rozen.
- Het leven is niet al rozengeur en maneschijn.
- Het leven is niet altijd zo mooi, iedereen heeft wel eens tegenvallers.
- Het leven heeft pieken en dalen.