Examples of using "Arab" in a sentence and their dutch translations:
- Spreek je Arabisch?
- Spreekt u Arabisch?
- Spreken jullie Arabisch?
Ik hou van Arabisch.
Niet alle moslims zijn Arabieren.
Arabisch is geen moeilijke taal.
Kan je Arabisch lezen?
Ik zou graag een cursus Arabisch volgen.
Meestal heet ik serveerster in ons familierestaurant Damascus,
Arabisch wordt van rechts naar links gelezen.
Kan je Arabisch lezen?