Examples of using "Időm" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb tijd.
Ik heb geen tijd.
Ik heb tijd.
Ik heb geen tijd.
Ik heb geen tijd om boeken te lezen.
Ik heb geen tijd om te slapen.
Ik heb nu geen tijd.
Ik heb geen tijd voor jullie.
Ik heb geen tijd morgen.
Ik had geen tijd om te eten.
Als ik tijd heb dan kom ik.
Ik bel je zodra ik tijd heb.
Ik heb nu geen tijd.
Daar had ik geen tijd voor.
Daar heb ik vandaag geen tijd voor.
Als ik tijd heb dan kom ik.
Ik heb nu niet veel tijd.
Ik heb nu geen tijd om dat te doen.
Ik heb geen tijd om te lezen.
Ik heb geen tijd om boeken te lezen.
Ik heb vandaag niet genoeg tijd om te lunchen.
- Als ik tijd had, ging ik naar de film.
- Ik zou naar de film gaan, als ik tijd zou hebben.
Ik weet niet of ik tijd heb.
Ik heb geen tijd om dat in detail uit te leggen.
Hoeveel tijd hebben we nog over?
Ik had geen tijd om te eten.
Ik heb tijd noch geld.
Ik heb geen tijd.
Ik heb geen tijd om dit boek te lezen.
- Ik weet niet of ik tijd heb.
- Ik weet niet of ik daar tijd voor heb.
Ik heb geen tijd om dit boek te lezen.
Ik weet niet of ik tijd zal hebben om het te doen.
Ik heb geen tijd om dit boek te lezen.
Als ik tijd heb dan kom ik.
Nu is het mijn beurt.
Ik heb geen tijd om ziek te zijn.
- Ik weet niet of ik tijd zal hebben om het te doen.
- Ik weet niet of ik tijd heb om het te doen.
Ik heb veel geld en genoeg tijd om het te gebruiken.
Ik heb nu echt geen tijd voor eindeloze discussies en ik heb er ook geen zin in.