Examples of using "Kér" in a sentence and their dutch translations:
Wilt u wat cake?
Wilt u wat taart?
Hoeveel wil je?
Wie wil er warme chocolademelk?
Wie wil er ijs?
Wil je een kopje thee?
Je broer vraagt om hulp.
- Wilt u nog een stuk gebak?
- Wil je nog een stuk cake?
Wilt u suiker of melk?
Had u graag suiker en melk?
- Wie wil er chocolademelk?
- Wie wil er warme chocolade?
Hij geeft haar alles waar zij om vraagt.
Hij vraagt mij aandachtig te zijn.
- Hoeveel kost dit uurwerk?
- Hoeveel kost dit horloge?
Sinaasappelsap of champagne?
Wilt u suiker of melk?
Dit schilderij is niet waard wat u ervoor vraagt.
Wilt u een kopje koffie?
- Hoeveel kost het?
- Hoeveel kost dat?