Examples of using "Tűnsz" in a sentence and their dutch translations:
Je ziet er bleek uit.
Je ziet er voldaan uit.
Je ziet er gespannen uit.
- Je ziet er gespannen uit.
- Je kijkt nerveus.
- Je kijkt zenuwachtig.
- Je ziet er zenuwachtig uit.
- Je ziet er nerveus uit.
- U kijkt zenuwachtig.
- U kijkt nerveus.
- U ziet er zenuwachtig uit.
- U ziet er nerveus uit.
- Jullie zien er zenuwachtig uit.
- Jullie zien er nerveus uit.
- Jullie lijken nerveus.
- Jullie kijken zenuwachtig.
- Jullie kijken nerveus.
- U ziet er gespannen uit.
- Jullie zien er gespannen uit.
- Je lijkt nerveus.
- Je lijkt zenuwachtig.
- U lijkt nerveus.
- U lijkt zenuwachtig.
- Jullie lijken zenuwachtig.
- Je komt me bekend voor.
- U komt me bekend voor.
- Jullie komen me bekend voor.
Je lijkt gelukkig.
Je ziet er dik uit.
- Je ziet er ziek uit.
- U ziet er ziek uit.
- Jullie zien er ziek uit.
Je ziet er treurig uit.
Je ziet er gezond uit.
Je ziet er gelukkig uit vandaag.
- Je ziet er erg moe uit.
- U ziet er erg moe uit.
- Jullie zien er erg moe uit.
Het ziet ernaar uit dat je het vrij druk hebt.
Je ziet er slaperig uit.
- Je ziet er moe uit.
- U ziet er moe uit.
- Ge ziet er heel bleek uit.
- Je ziet er erg bleek uit.
Je gezicht is bleek.
Wat scheelt er met je? Je ziet er bleek uit.