Examples of using "Vasárnaponként" in a sentence and their dutch translations:
Werk je op zondag?
Hij werkt op zondag.
Ik moest op zondag werken.
Mijn vader tuiniert zondags.
- Werk je op zondag?
- Moet je zondags werken?
We spelen op zondag.
Het museum is zondags gesloten.
Ze gaat elke zondag naar de kerk.
Vroeger gingen wij iedere zondag uit eten, maar tegenwoordig kunnen wij ons dat niet meer permitteren.