Translation of "Gioia" in Dutch

Che gioia!

Wat een vreugde!

D'amore, compassione e gioia.

in het gehele universum achterlaat.

Sono lacrime di gioia.

- Dit zijn tranen van blijdschap.
- Dit zijn vreugdetranen.

I suoi occhi brillavano di gioia.

Zijn ogen straalden van blijdschap.

Il suo cuore era pieno di gioia.

- Vreugde vulde haar hart.
- Haar hart was vol vreugde.

Tom sta facendo i salti di gioia.

Tom springt van vreugde.

Non sto più in me dalla gioia.

Ik ben dolblij.

Amare ed essere amati è la gioia più grande.

Beminnen en bemind worden is het grootste geluk.

- L'ignoranza è felicità.
- L'ignoranza è beatitudine.
- L'ignoranza è gioia.

- Wat niet weet, wat niet deert.
- Wat het oog niet ziet, het hart niet deert.

La notizia della sua fuga ha suscitato gioia in tutto l'esercito.

Het nieuws over zijn ontsnapping veroorzaakte vreugde in het hele leger.

E forse ti dà uno strano senso di gioia da polpo.

En misschien geeft het je wel wat octopusvreugde.

Pianse di gioia quando seppe che suo figlio era sopravvissuto all'incidente aereo.

Ze huilde van blijdschap toen ze hoorde dat haar zoon de vliegtuigcrash had overleefd.

Gli ospiti portano sempre gioia; se non lo è quando arrivano, allora è quando se ne vanno.

Visite brengt steeds vreugde aan; is 't niet bij het komen, dan bij het gaan.