Examples of using "ああ!" in a sentence and their dutch translations:
Wat? Echt?
Afgrijselijk!
Ja, ik kom.
Ah, hebbes!
"Ah!" is een uitroep.
Hoe beschamend!
Nu weet ik het weer.
Eh, nou is het echt raar...
Goed, hier zijn we eindelijk.
"Oh. Natuurlijk."
O, ja, dat herinner ik me.
Die luiaard is hard aan het werk, heel hard aan het werk.
"Ach!", zuchtte ze.
Ah, wanneer ontmoeten ze elkaar weer?
Praat niet zo tegen hem.
Ik heb honger.
Sommigen zeggen dit, en anderen zeggen dat.
Ja, ooit was ze een heel schuchter meisje.
Ah! Als ik rijk zou zijn, zou ik voor mezelf een huis kopen in Spanje.
De buren zeiden: "Oh, dat is tegenslag."
Het zou beter zijn als je niet met zulke mannen om zou gaan.
Hoe beschamend!
Ik heb honger.
Praat niet zo tegen hem.
Met deze regen zal hij niet komen.