Examples of using "見せてくれ。" in a sentence and their dutch translations:
- Laat zien.
- Laat me zien!
- Laat zien!
Wilt u me uw paspoort even laten zien alstublieft?
Ze liet me haar nieuwe auto zien.
Ze toonde mij haar kamer.
Carl liet me de gouden medaille zien.
Damon liet mij zijn postzegelalbum zien.
Hij toonde mij een foto van zijn eigen schilderij.
Zij heeft mij haar album laten zien.
- Hij toonde me haar foto.
- Hij toonde me zijn foto.
Hij toonde me zijn postzegelverzameling.
Hij liet me zijn fotoalbum zien.
Mijn zus liet me een nieuw horloge zien.
Laat eens zien wat je gekocht hebt.
- Zult ge mij tonen wat ge gisteren gekocht hebt?
- Toon je me wat je gisteren gekocht hebt?
Mag ik dat tijdschrift even zien?