Translation of "Klucze" in Dutch

- Zgubiłem swoje klucze.
- Zgubiłem moje klucze.
- Zgubiłam moje klucze.

- Ik heb mijn sleutels verloren.
- Ik ben mijn sleutels kwijt.

- Zgubiłem moje klucze.
- Zgubiłam moje klucze.

Ik heb mijn sleutels verloren.

Upuściłem klucze.

Ik liet mijn sleutels vallen.

- Oto pańskie klucze.
- Tutaj są twoje klucze.

Hier zijn je sleutels.

Zgubiłam moje klucze.

Ik heb mijn sleutels verloren.

Tutaj są twoje klucze.

Hier zijn je sleutels.

Daj Tomowi swoje klucze.

Geef Tom zijn sleutels.

Klucze leżą na stole.

De sleutels liggen op tafel.

Znalazłem na ulicy klucze do samochodu.

Ik vond een paar autosleutels die op straat lagen.

Na tacy leży pięć przedmiotów, trzy z nich to klucze.

Er liggen vijf voorwerpen op het dienblad, drie ervan zijn sleutels.