1. Home
  2. Translation in context
  3. Portuguese-Dutch
  4. Alcançá

Translation of "Alcançá" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Alcançá" in a sentence and their dutch translations:

- Você pode alcançá-lo?
- Consegue alcançá-lo?

- Kun je erbij komen?
- Kun je het bereiken?

Você pode alcançá-lo?

- Kun je erbij komen?
- Kun je het bereiken?

Se você não sabe qual é o seu objetivo, você nunca será capaz de alcançá-lo.

Als je niet weet wat je doel is, zul je het nooit kunnen bereiken.