Examples of using "Vivi" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb hier gewoond.
Ik heb hier dertig jaar lang gewoond.
Ik woonde drie jaar in Sasayama.
Ik heb mijn hele leven in Boston gewoond.
Ik heb drie jaar in Boston gewoond.
Mijn kleinzoon heeft een poesje. Het poesje heeft een zwart-witte vacht en groenige ogen. Mijn kleinzoon is er dol op om met haar te spelen. Hij heeft haar de naam Vivi gegeven. Vivi is mooi. Het is ons huisdier.