Examples of using "встала" in a sentence and their dutch translations:
Ze stond op.
Ze is laat opgestaan.
Maria stond plotseling op.
Linda stond op om te zingen.
Ik ben wakker.
Ik ben eerder opgestaan dan normaal.
Ze stond op van haar stoel.
Ze stond op om de telefoon op te nemen.
Ze stond op om de telefoon te beantwoorden.
Ik ben eerder opgestaan dan normaal.
Ik ben eerder opgestaan dan normaal.
Vandaag stond ik vroeg op.
Ik stond vanochtend om zes uur op.
Ik ben net opgestaan.
Ben je wakker?
Ik ben vroeg opgestaan.
Ik stond vroeg op om de eerste trein te halen.
Hoe laat ben je vanmorgen opgestaan?
Ik stond eerder dan normaal op om de eerste trein te halen.