Translation of "Negocio" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Negocio" in a sentence and their dutch translations:

El negocio vende verduras.

De winkel verkoopt groenten.

¿Cómo va el negocio?

Hoe gaan de zaken?

El Internet es negocio serio.

Het internet is een serieuze aangelegenheid.

Entré al negocio de Alejandro.

Ik ging de winkel van Aleksander in.

Enviaste flores desde tu negocio.

Je hebt bloemen gezonden uit je winkel.

El negocio está en alza.

Het gaat beter met de zaken.

El negocio no dio frutos.

De onderneming realiseerde geen winst.

Ese negocio vende diarios y revistas.

Deze winkel verkoopt kranten en tijdschriften.

En este negocio no se vende licor.

Er worden geen sterke dranken verkocht in deze winkel.

Él heredó el negocio de su padre.

Hij heeft het bedrijf van zijn vader geërfd.

Esta es la dirección de mi negocio.

Hier is het adres van mijn firma.

Él entró a un negocio para comprar comida.

Hij ging een winkel binnen om voedsel te kopen.

Este es el negocio más barato de la ciudad.

Dit is de goedkoopste winkel van de stad.

Si se retiran ustedes no se hará el negocio.

Als u met pensioen gaat, zullen er geen zaken meer zijn.

“¿Qué negocio tiene el Emperador en la retaguardia del ejército?

“Wat voor zaken heeft de keizer achterin het leger?

John ha abandonado esta empresa y ha comenzado su propio negocio.

John heeft dit bedrijf verlaten en is zijn eigen zaak begonnen.

En el negocio donde compro las verduras, también se pueden comprar flores.

Op de markt waar ik de groenten heb gekocht kan je ook bloemen kopen.

- Lo he visto entrar al negocio.
- Lo vi entrar a la tienda.

Ik zag hem de winkel binnengaan.

Yo tenía un negocio universitario, el cual tuve que cerrar debido al colapso

waardoor ik mijn start-up moest opheffen.

Los planes para unirse al negocio familiar se vieron frustrados por la Revolución Francesa, cuando Suchet, un

Plannen om zich bij het familiebedrijf aan te sluiten liepen door de Franse Revolutie, toen Suchet, een