Examples of using "Öğretmenin" in a sentence and their dutch translations:
- Wie is uw leraar?
- Wie is jouw leraar?
Ik zal jouw leraar zijn.
Luister naar wat de leraar zegt.
- Ik heb schrik van wat de leraar zal zeggen.
- Ik ben bang voor wat de leraar gaat zeggen.
Ik begrijp niet wat de leraar zegt.
Wie is jouw lievelingsleraar?
- Wie is uw leraar?
- Wie is jouw leraar?
- Wie is jouw lievelingsleraar?
- Wie is jouw favoriete leraar?
Maria antwoordt op de vraag van de lerares.
Ik moet de naam van de leraar weten.
Ik weet ook dat deze dingen onderwijzen op scholen
De leraar heette meneer Grey.
Mijn lerares Frans is even oud als ik.
Veel docenten hebben problemen met Tom.
De studente die voor de leraar zat, komt uit Duitsland.
Ze probeerde elk woord van de leraar op te schrijven.