Examples of using "Pantolon" in a sentence and their dutch translations:
Mijn broek is nat.
Deze broek is vies.
Hij droeg een rode broek.
Hij deed een propere broek aan.
Hoeveel kost die broek?
- Tom heeft een beugel.
- Tom heeft beugels.
- Hij had een rode broek aan.
- Hij droeg een rode broek.
Toen ik jong was, wilde ik geen broek dragen.
Hij heeft een beugel.
Deze broek is te lang.
Ik heb twee broeken gekocht.
Deze broek staat mij goed.
- Veel kinderen dragen een spijkerbroek.
- Vele kinderen dragen jeans.
Ik draag bijna elke dag een spijkerbroek.
Mijn broer heeft me een spijkerbroek gegeven.
- Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
- Wat zou ik aandoen: een broek of een rok?
Tom draagt vaak een spijkerbroek en een leren jas.
Tom droeg een spijkerbroek en een cowboyhoed.
Ik draag vaak een spijkerbroek en een T-shirt.
Tom trok zijn schoenen en sokken uit en rolde zijn broekspijpen op.
- Ik draag vaak een blauwe spijkerbroek en een blauw shirt.
- Ik draag vaak blauwe jeans en een blauw shirt.
- Ik heb vaak een blauwe spijkerbroek en een blauw overhemd aan.