Translation of "مشغول" in Dutch

- أنا مشغول.
- إنني مشغول.

Ik ben bezig.

- إنه مشغول بشيء ما.
- إنه مشغول.
- إنه مشغول بفعل شيء ما.

Hij is met iets bezig.

أنا مشغول.

Ik ben niet vrij.

أنا مشغول اليوم.

Vandaag ben ik niet vrij.

الكل مشغول ما عداي.

- Buiten mij is iedereen bezet.
- Behalve ik, is iedereen bezet.

أنت مشغول اليوم، ألست كذلك؟

Vandaag ben je druk, nietwaar?

هل أنت غير مشغول غداً؟

- Ben je morgen vrij?
- Bent u morgen vrij?
- Zijn jullie morgen vrij?

لا يمكنني مساعدتك لأني مشغول.

Ik kan niet helpen, want ik ben bezig.

- أنا مشغول الأن.
- أنا مشغولة الأن.

Ik ben nu bezig.

- إنني مشغول جداً.
- إنني مشغولة جداً.

- Ik heb het erg druk.
- Ik heb erg veel te doen.

الحياة هي ما يحصل لك و أنت مشغول بالتخطيط لأشياء أخرى.

Leven is wat je gebeurt terwijl je andere plannen maakt.