Translation of "Ausland" in Dutch

- Wir wohnen im Ausland.
- Wir leben im Ausland.

We wonen in het buitenland.

- Ich will ins Ausland gehen.
- Ich möchte ins Ausland gehen.

Ik wil naar het buitenland.

- Warst du jemals im Ausland?
- Wart ihr schon mal im Ausland?
- Sind Sie je im Ausland gewesen?

- Ben je ooit in het buitenland geweest?
- Zijt ge ooit in het buitenland geweest?

Ich studiere im Ausland.

Ik studeer in het buitenland.

Er studierte im Ausland.

Hij studeerde in het buitenland.

Er ging ins Ausland.

Hij ging naar het buitenland.

Ich gehe ins Ausland.

Ik ga naar het buitenland.

Tom lebt im Ausland.

Tom woont in het buitenland.

Tom wollte ins Ausland.

Tom wilde naar het buitenland gaan.

Wir leben im Ausland.

We wonen in het buitenland.

Wir wohnen im Ausland.

We wonen in het buitenland.

- Ich war nie im Ausland.
- Ich war noch nie im Ausland.

- Ik ben nooit in het buitenland geweest.
- Ik ben nog nooit in het buitenland geweest.

- Warst du jemals im Ausland?
- Warst du schon mal im Ausland?

Ben je ooit in het buitenland geweest?

- Wie oft gehst du ins Ausland?
- Wie oft gehen Sie ins Ausland?
- Wie oft geht ihr ins Ausland?

- Hoe vaak ga je naar het buitenland?
- Hoe vaak gaat u naar het buitenland?
- Hoe vaak gaan jullie naar het buitenland?

- Warst du schon mal im Ausland?
- Waren Sie schon mal im Ausland?
- Wart ihr schon mal im Ausland?

- Ben je in het buitenland geweest?
- Bent u in het buitenland geweest?
- Zijn jullie in het buitenland geweest?

- Er war noch nie im Ausland.
- Er ist nie im Ausland gewesen.
- Er ist noch nie im Ausland gewesen.

Hij is nooit in het buitenland geweest.

- Wieso willst du im Ausland studieren?
- Warum wollt ihr im Ausland studieren?

Hoezo wil je in het buitenland studeren?

- Er war noch nie im Ausland.
- Er ist nie im Ausland gewesen.

Hij is nog nooit in het buitenland geweest.

- Ich war nie im Ausland.
- Ich bin noch nie im Ausland gewesen.

- Ik ben nooit in het buitenland geweest.
- Ik ben nog nooit in het buitenland geweest.

Ich will im Ausland studieren.

Ik wil in het buitenland studeren.

Leider wohnt sie im Ausland.

Jammer genoeg woont ze in het buitenland.

Er reist oft ins Ausland.

Hij reist vaak naar het buitenland.

Ich möchte ins Ausland gehen.

Ik wil naar het buitenland.

Ich fahre oft ins Ausland.

Ik ga vaak naar het buitenland.

Ich war nie im Ausland.

Ik ben nooit in het buitenland geweest.

Warst du jemals im Ausland?

Ben je ooit in het buitenland geweest?

Mein Bruder wohnt im Ausland.

Mijn broer woont in het buitenland.

- Planst du ins Ausland zu gehen?
- Hast du vor, ins Ausland zu gehen?

Ben je van plan om naar het buitenland te gaan?

- Er war noch nie im Ausland.
- Er ist noch nie im Ausland gewesen.

Hij is nog nooit in het buitenland geweest.

- Wie lange bist du schon im Ausland?
- Wie lange seid ihr schon im Ausland?
- Wie lange sind Sie schon im Ausland?

Hoe lang was je in het buitenland?

- Er kam gestern aus dem Ausland zurück.
- Er ist gestern aus dem Ausland zurückgekehrt.

Hij kwam gisteren terug uit het buitenland.

- Ich habe meinen Urlaub im Ausland verbracht.
- Ich bin im Urlaub ins Ausland gefahren.

Ik was op vakantie in het buitenland.

Wir müssen sie im Ausland kaufen.

We moeten deze uit het buitenland aankopen.

Er fährt jedes Jahr ins Ausland.

Hij gaat ieder jaar naar het buitenland.

Ich war noch nie im Ausland.

- Ik ben nooit in het buitenland geweest.
- Ik ben nog nooit in het buitenland geweest.

Er war neun Jahre im Ausland.

Hij was negen jaar in het buitenland.

Möchtest du gern ins Ausland gehen?

Zoudt ge graag naar het buitenland gaan?

Mein Sohn studiert auch im Ausland.

Mijn zoon studeert ook in het buitenland.

Ich gehe diesen Sommer ins Ausland.

Ik ga deze zomer naar het buitenland.

Planst du ins Ausland zu gehen?

Ben je van plan om naar het buitenland te gaan?

Der Verbrecher wurde ins Ausland verbannt.

De misdadiger werd naar het buitenland verbannen.

Ich habe viele Freunde im Ausland.

Ik heb veel vrienden in het buitenland.

Er war noch nie im Ausland.

Hij is nog nooit in het buitenland geweest.

Warst du schon mal im Ausland?

Ben je ooit in het buitenland geweest?

Mein Vater reist manchmal ins Ausland.

Mijn vader gaat soms naar het buitenland.

Wieso willst du im Ausland studieren?

Hoezo wil je in het buitenland studeren?

Nächstes Jahr gehe ich ins Ausland.

Volgend jaar ga ik naar het buitenland.

Wart ihr schon mal im Ausland?

- Ben je ooit in het buitenland geweest?
- Zijt ge ooit in het buitenland geweest?

- Ich träume davon, im Ausland zu studieren.
- Mein Traum ist es, im Ausland zu studieren.

Mijn droom is om in het buitenland te studeren.

- Ich trage mich mit dem Gedanken, ins Ausland zu gehen.
- Ich überlege, ins Ausland zu gehen.

Ik denk erover naar het buitenland te gaan.

- Ist dies deine erste Reise ins Ausland?
- Ist dies Ihre erste Auslandsreise?
- Ist dies eure erste Reise ins Ausland?
- Ist dies Ihre erste Reise ins Ausland?

Is dit je eerste reis in het buitenland?

Er ist gerade aus dem Ausland zurückgekommen.

Hij is net vanuit het buitenland terug.

Ist dein Onkel immer noch im Ausland?

Is jullie oom nog steeds in het buitenland?

Haben Sie schon einmal im Ausland studiert?

Heb je ooit in het buitenland gestudeerd?

Er entschied sich, ins Ausland zu gehen.

Hij besloot naar het buitenland te gaan.

Ich habe die Ferien im Ausland verbracht.

Ik heb de vakantie in het buitenland doorgebracht.

Mein erwachsener Sohn studiert jetzt im Ausland.

Mijn volwassen zoon studeert nu in het buitenland.

Ein Freund von mir studiert im Ausland.

Een vriend van mij studeert in het buitenland.

Ich träume davon, im Ausland zu studieren.

Mijn droom is om in het buitenland te studeren.

Er studierte an einer Universität im Ausland.

Hij heeft in een buitenlandse universiteit gestudeerd.