Examples of using "Könne" in a sentence and their dutch translations:
Ze vroeg me of ik kan naaien.
Hij denkt dat hij het kan bewijzen.
Heb je gezegd dat ik nooit zou kunnen winnen?
Ze vroeg me of ik kan naaien.
Ze vroeg mij of ze kon telefoneren.
Tom zei dat hij goed kon zwemmen.
Hij zei dat niemand hem kon helpen.
Tom denkt dat hij de wereld kan redden.
Tom vroeg me of ik kan naaien.
Maria zegt dat ze alleen ons tweeën kan vertrouwen.
Ik vroeg hem waar ik de auto kon parkeren.
Tom zegt dat hij zich helemaal niets ervan herinnert.
Ik vroeg hem waar ik mijn auto kon parkeren.
Maria zei dat ze ons vandaag niet kon helpen.
- Hij vroeg mij of ik hem een plezier kon doen.
- Hij vroeg me of ik hem een plezier kon doen.
Tom zei dat hij dacht dat het ook in Boston zou kunnen gebeuren.
Tom zei dat Maria een goede zwemmer was.
Veel mensen geloven dat acupunctuur ziektes kan genezen.
merkte op dat hij andere Marshals kon bedenken die beter gekwalificeerd waren. Maar hij gaf wel zijn
Tom zei dat hij geen Frans kent.