Translation of "Innocence" in Dutch

He affirmed his innocence.

Hij bevestigde zijn onschuld.

The lawyer doubted his innocence.

De advocaat betwijfelde zijn onschuld.

She insisted on her innocence.

- Ze hield vol dat ze onschuldig was.
- Ze hield haar onschuld staande.

Innocence is a beautiful thing.

Onschuld is een schone zaak.

This fact proves her innocence.

Dit feit bewijst haar onschuld.

A DNA test proved his innocence.

Een DNA-test bewees zijn onschuld.

A DNA test proved her innocence.

Een DNA-test bewees haar onschuld.

He convinced me of his innocence.

Hij heeft mij overtuigd van zijn onschuld.

You don’t invent a tradition like this in innocence.”

Een traditie als deze is niet zomaar een onschuldige uitvinding.

Innocence, most often, is a blessing and not a virtue.

Onschuld is meestal een zegen en geen deugd.

Begging them to reopen his case so they could discover his innocence.

met de wanhopige vraag om zijn zaak te herbekijken.

- At first everybody was convinced of his innocence.
- At first, they were all convinced he was innocent.

Eerst waren ze allemaal overtuigd van zijn onschuld.

- When he asked who had broken the window, all the boys put on an air of innocence.
- Then, when he asked who had broken the window, all the boys acted innocent.

- Op de vraag wie het raam had gebroken, zagen alle jongens er onschuldig uit.
- Toen hij vroeg wie het raam had gebroken, hulden de jongens zich onschuld.