Examples of using "кошек" in a sentence and their dutch translations:
Ik hou van katten.
Ik hou van katten.
Susan houdt van katten.
Ik haat katten.
Tom haat katten.
Ik hou van katten.
- Ze houdt van katten.
- Zij houdt van katten.
Ik ben bang voor katten.
- Ze is dol op katten.
- Ze is gek op katten.
Ze is bang voor katten.
Tom houdt van katten.
Hij houdt van katten.
Ik hou van katten.
Mike houdt van katten.
Mijn vrouw haat katten.
Ik heb dertien katten.
Hij heeft niet graag katten.
Hou je van zwarte katten?
Mijn vrouw haat katten.
Tom houdt niet van katten.
Zij houdt niet van katten.
Ze houden niet van katten.
Tom heeft veel katten.
Jonge tijgers lijken op katten.
Waarom houdt iedereen van katten?
Ik heb vijf katten.
Vindt Tom katten nog leuk?
Katten hebben negen levens.
Ik heb dertien katten.
Ze houden niet van katten.
Ze houdt heel erg van katten.
Dit soort katten hebben geen staart.
Hij is allergisch voor katten.
Zij is allergisch voor katten.
Tom is allergisch voor katten.
Ik hou van katten en honden.
- De staarten zijn afwezig bij sommige katten.
- De staart is afwezig bij sommige katten.
Hoeveel katten zijn er in dit huis?
Ik ben allergisch voor katten.
Napoleon Bonaparte was bang voor zwarte katten.
Honden haten katten.
Ik heb geen katten.
Hij heeft een hond en zes katten.
- Hij heeft een hond en zes katten.
- Hij heeft één hond en zes katten.
Daarom hou ik niet van katten.
Dit soort katten hebben geen staart.
Ik hou zowel van honden als van katten.
Ik hou zowel van honden als van katten.
Ik hou van katten.
Ik hou van katten.
Jane heeft liever honden dan katten.
Ik haat katten.
Hoeveel katten zijn er in dit huis?
Tom haatte zijn leven lang honden en katten.
Ze heeft een hond en zes katten.
Hij heeft een hond en zes katten.
Ik hou van honden en mijn zus houdt van katten.
Hij heeft één hond en zes katten.
Tom haatte zijn leven lang honden en katten.